U bent hier:

Nieuwe gedragscode wetenschappelijke integriteit ook geschreven voor hbo

Nieuwe gedragscode wetenschappelijke integriteit ook geschreven voor hbo
Type

bevorderen van kwaliteit

Datumdinsdag 17 oktober 2017 tot zondag 30 december 2018

Er rouleert op dit moment een concept voor een nieuwe gedragscode wetenschappelijke integriteit geschreven in opdracht van de KNAW, de VSNU en de Vereniging Hogescholen. De bedoeling is dat deze code de oude code van de KNAW vervangt maar ook onze eigen Gedragscode praktijkgerichtonderzoek in het hbo (2010). We krijgen dan een code die van toepassing is op al het wetenschappelijk onderzoek in Nederland, ongeacht of dat fundamenteel, toegepast of praktijkgerichtonderzoek is. Vanuit de Vereniging Hogescholen en de Vereniging van Lectoren zat lector Daan Andriessen van de Hogeschool Utrecht in de commissie.

In september en oktober is er binnen het hbo op verschillende manieren commentaar op de concepttekst opgehaald en dit commentaar is op 19 oktober met de commissie gedeeld. De Vereniging van Lectoren heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ophalen van het commentaar en heeft onder andere zelf op 2 oktober een themabijeenkomst over de code georganiseerd.

Wat er in de code staat

De oude code is onder handen genomen, onder andere door een helder onderscheid te maken tussen principes, richtlijnen en overschrijdingen. De code is afgestemd op de internationale codes en de bepalingen zijn nu zo geformuleerd dat ze van toepassing zijn op verschillende vormen van onderzoek vanuit verschillende wetenschapsopvattingen.

De code presenteert vijf principes voor wetenschappelijke integriteit, te weten eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Vervolgens benoemt de code 36 richtlijnen die hieruit voortvloeien, geordend naar de fases van het onderzoek. De code maakt ook onderscheid tussen drie vormen van overschrijdingen, variërend van zwaar naar licht. Belangrijk is dat er een hoofdstuk wordt besteed aan de zorgplichten van instellingen:  “Instellingen moeten voor een werkomgeving zorgen waarbinnen verantwoorde onderzoekspraktijken worden bevorderd en gewaarborgd.”(p. 13). De lijst bevat 21 zaken die instellingen geregeld moeten hebben.

Welk commentaar wij nog hebben

De reacties op de code van lectoren, beleidsmedewerkers en bestuurders in het hbo was positief. Men vindt het een leesbare code die goed toepasbaar is op praktijkgerichtonderzoek zoals dat binnen het hbo plaatsvindt. Wel werden er vraagtekens gezet bij het principe van onafhankelijkheid en het daar onder vallende onpartijdigheid. Is onafhankelijkheid niet een illusie? Worden niet alle onderzoekers beïnvloed in hun onderzoek door persoonlijke overtuigingen van ethische en paradigmatische aard? Er zijn gevallen waarin buitenwetenschappelijke overwegingen een rol mogen spelen bij de keuze van methoden en beoordelen van de data. Denk aan levensbeschouwelijk, persoonlijke of politieke overwegingen. Zo kan de keuze voor een constructivistische of kritisch-emancipatoire methoden gedreven zijn voor persoonlijke of politieke opvattingen.

Ook ademt de tekst nog een beetje de invloed vanuit de geneeskunde. Zo worden bijvoorbeeld termen gebruikt als ‘proefpersonen’ en ‘proefdieren’.  Het taalgebruik kan nog wat algemener.  Hoewel de code al veel ‘neutraler’ is dan de oude code is hij nog niet helemaal vrij van paradigmatische vooronderstellingen. Zo wordt in hoofdstuk 1 bijvoorbeeld gesproken over "objectiviteit" en in principe 5 en richtlijn 14 wordt gesteld dat persoonlijke voorkeuren geen rol mogen spelen. Hier spreekt een wetenschapsopvatting uit die lang niet door alle onderzoekers en in alle disciplines gedeeld zal worden. Tot slot was er ook nog commentaar bij de concrete formulering van bepaalde richtlijnen.

Wat wij kwijt raken

Wanneer we als hbo deze gedragscode gaan onderschrijven vervalt onze eigen gedragscode uit 2010. Wat raken we dan kwijt? Een belangrijk principe dat niet langer expliciet in de code is benoemd is: “Onderzoekers aan het hbo dienen het professionele en maatschappelijke belang”. De nieuwe code stelt wel dat een onderzoeker rekening houdt met de belangen van opdrachtgevers, de omgeving, cultuur en samenleving maar niet dat het een plicht is bij te dragen aan de samenleving. Dit is wel de opdracht die wij onszelf in het hbo hebben gegeven. Bijgevolg besteedt de code ook geen aandacht aan de doorwerking van onderzoek naar praktijk en onderwijs.

Het is overigens de vraag of het erg is dat dit niet langer in een code is vastgelegd die gaat over integriteit. Het principe staat uitdrukkelijk verwoord in ons Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) (2015) dat stelt dat: “Het onderzoek genereert kennis, inzichten en producten die bijdragen aan het oplossen van de problemen in de beroepspraktijk en/of aan de ontwikkeling van deze beroepspraktijk.” (p. 3). Ook het Advies Werkgroep Kwaliteit van Praktijkgericht Onderzoek en het Lectoraat (2017) benadrukt het belang van doorwerking van het onderzoek naar onderwijs en de samenleving.

Een ander element dat we kwijt raken is de tabel uit de oude gedragscode waarin per principe de richtlijnen staan geordend naar fase van het onderzoek. Deze tabel bleek een handig helpmiddel bij het schrijven van voorstellen, het reviewen van onderzoek en in het onderwijs van onderzoek.

Wat we in het hbo nog moeten regelen

De code komt met verplichtingen. Wanneer het hbo de code gaat onderschrijven moeten we een aantal zaken gaan regelen:

  1. Een belangrijk aandachtspunt is de reikwijdte van de code. Welke activiteiten vallen er allemaal onder? De code heeft het over wetenschappelijk onderzoek. Onderzoeksactiviteiten van de meeste student in het hbo zullen er dan ook niet onder vallen. Toch willen we misschien dat bepaalde principes en richtlijnen wel op hen van toepassing zijn. We kunnen dat als hbo in principe zelf bepalen, bijvoorbeeld in een aanvullende schakelbepaling.
  2. De code eist dat er een klachtenregeling is waarin is geregeld hoe betrokkenen een klacht kunnen indienen over het onderzoeksgedrag van een onderzoeker uit het hbo. Een dergelijke regeling hebben de meeste hbo instellingen nog niet. Het lijkt verstandig hier een landelijk model voor op te stellen.
  3. In het verlengde daarvan dient er een voorziening te zijn voor behandeling van klachten. Dat begint met een vertrouwenspersoon. Ervaring aan universiteiten leert dat voor de behandeling van klachten het verstandig is een permanente (kern)commissie in het leven te roepen die per casus aangevuld kan worden met specifieke expertise. Het is specialistisch werk waarin het belangrijk is te leren van eerdere casussen. In het hbo zou een dergelijke commissie misschien in samenwerking tussen hogescholen kunnen worden opgezet, landelijk of per regio. Universiteiten hebben ook geregeld dat er na de behandeling van een klacht een 2nd opinion kan worden ingewonnen bij een landelijke commissie (het LOWI). De nieuwe code schrijft dit overigens niet voor. Het LOWI is geen hoger beroep.
  4. De code stelt dat er voor onderzoekers voorziening moeten zijn voor het inwinnen van ethisch advies.
  5. Ook dient er een voorziening te zijn voor ethische toetsing van onderzoek. Ook hier speelt de vraag of je dat per instelling moet organiseren of deels gezamenlijk.
  6. De code verplicht dat onderzoekers transparant zijn over relevante nevenwerkzaamheden en dat de instelling moet zorgen dat onderzoekers nevenwerkzaamheden, nevenfuncties en nevenbelangen kunnen publiceren. Er is dus niet een plicht om van alle onderzoekers alle nevenactiviteiten bekend te maken, maar het lijkt wel verstandig om dit voor bijvoorbeeld de lectoren wel te doen op de website van de instellingen. Verder moet de mogelijkheid er zijn voor iedere onderzoeker die dat wil om het te doen.
  7. De code verplicht dat iedere instelling een infrastructuur heeft voor state-of-the-art beheer van onderzoeksdata met bijbehorende procedures.
  8. De code verplicht tot heldere afspraken met opdrachtgevers over het al dan niet openbaar en toegankelijk maken van data en onderzoeksmateriaal. Nog niet iedere instelling heeft standaardcontracten ontwikkeld waarin dit wordt geregeld.
  9. Tot slot moeten we nadenken hoe we de code gaan implementeren. Hoe brengen we hem onder de aandacht van onderzoekers? Welke training hoort daar bij? Wat gaan we ermee doen in het onderwijs? Gaan we werken met interne audits, plagiaatcontrole of interne peer-review?

Wat de volgende stappen zijn

De commissie gaat nu alle commentaar verzamelen en komt in januari met een definitieve versie. Dan dient de Vereniging Hogescholen te besluiten of het hbo deze code gaat onderschrijven en zo ja, of er sprake is van een overgangsperiode. Dan dienen ook plannen gemaakt te worden over het regelen van bovenstaande actiepunten. Wat daarbij kan helpen is een onderzoek dat op dit moment wordt uitgevoerd door de HAN, HU en Fontys naar bestaande beleid en activiteiten van hogescholen op het gebied van onderzoeksintegriteit.

Steeds meer onderzoekers in het hbo werken bij of samen met universiteiten en onderzoeksinstellingen zoals TNO. Het is daarom goed dat het hbo zich aan sluit bij andere partners in de wetenschap en er één code komt voor al het wetenschappelijk onderzoek. De nieuwe code kan tevens dienen als een goede aanjager voor de verdere verhoging van de kwaliteit van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek aan hogescholen. Daarvoor hebben we wel nog wat huiswerk te doen.

Daan Andriessen